Duidelijke taal. De zon scheen. Het was koud. Er kwam sneeuw. De meiden wilden meteen naar buiten.

Tong naar buiten. De sneeuw smolt op hun tong.

Duidelijke taal. De zon scheen. Het was koud. Er kwam sneeuw. De meiden wilden meteen naar buiten.
Tong naar buiten. De sneeuw smolt op hun tong.